Je zou denken dat deelname van mensen met een fysieke beperking of chronische aandoening aan de arbeidsmarkt of aan sport- en beweegactiviteiten inmiddels vanzelfsprekend zou zijn. Al in 2016 ondertekende Nederland het VN-verdrag voor mensen met een handicap. Toch blijkt de praktijk weerbarstig.

De arbeidsparticipatie van mensen met een fysieke beperking wordt geschat op 35%, versus 69% gemiddeld in Nederland (netto arbeidsparticipatie). De sportdeelname is slechts 21%, versus 60% voor mensen zonder beperking. En dat terwijl de gezondheidsvoordelen van voldoende sporten en bewegen juist voor mensen met een fysieke beperking groot zijn. De hoogste tijd voor verandering.

Gebrek aan kennis en informatie beperkt toegang
Een van de vele knelpunten bij sport en bewegen voor mensen met een beperking is de toegang tot sporthulpmiddelen. Kenniscentrum Sport & Bewegen heeft berekend dat het gaat om zo’n 80.000 mensen met een fysieke beperking die willen sporten en daarbij aangewezen zijn op een hulpmiddel. Bij het aanvragen komen zij echter in een ingewikkelde bureaucratische molen terecht. Voor een sportprothese kun je aankloppen bij de zorgverzekeraar, voor overige hulpmiddelen, zoals een aangepast zadel of sportrolstoel, kun je terecht bij de Wmo. De sporter krijgt echter vaak nul op rekest. Dat is niet per se onwil, maar een gebrek aan kennis en onduidelijkheid rondom wet- en regelgeving.

Dezelfde uitdagingen zie je ook bij arbeidsparticipatie. Informatie over de mogelijkheden en praktische invulling moet voor eenieder beschikbaar zijn. Net als voor de banenafspraak wordt in het project Sporthulpmiddelen (gestart in 2019 in opdracht van het ministerie van VWS) een landelijk online platform gecreëerd.

Centraal aanspreekpunt nodig
Een ander knelpunt is het ontbreken van lokale samenwerking. Zo kan de afdeling sport binnen een gemeente de doelstelling hebben om de sportdeelname van mensen met een beperking te verhogen, terwijl bij de Wmo alle aanvragen voor sporthulpmiddelen worden afgewezen. Er moet lokaal of regionaal één aanspreekpunt zijn voor vragen rondom sporthulpmiddelen, waar alle betrokken partijen op aangesloten zijn en waar keuzevrijheid wordt geboden. Alleen dan kan de ‘cliënt’ eigen regie voeren.

Integrale benadering
Bij aanvragen rondom (sport)hulpmiddelen loont het enorm om breder naar de behoeften van de cliënt te kijken dan alleen de sportvraag. Een voorbeeld. Een vrouw had behoefte aan een rolstoel voor dagelijks gebruik én aan een sportrolstoel. Haar aanvraag is door de gemeente integraal bekeken. Deze vrouw bleek in haar dagelijks werk veel kleine afstanden af te moeten leggen. Beste oplossing voor haar: één sportrolstoel met een aangepast kussen, waar zij de hele dag comfortabel in kan zitten. Zo kan zij én sporten én ervaart ze minder fysieke belasting op haar werk door de lichte en wendbare sportrolstoel. Voordeel voor de gemeente: minder kosten.

Ervaringsdeskundigen
Belangrijke succesfactor bij deze en andere gemeenten was de inschakeling van een ervaringsdeskundige. Dit is dan ook een oproep aan gemeenten en zorgverzekeraars: benut de kennis en ervaringen van mensen met een fysieke beperking. Dan worden mensen met een sporthulpmiddelaanvraag beter geholpen en tegelijkertijd draagt de werkgever bij aan een inclusieve arbeidsmarkt.

_________

Lonneke Schijvens is specialist bij het Kenniscentrum Sport en Bewegen. Het kenniscentrum maakt kennis uit wetenschap, beleid en praktijk beschikbaar en toepasbaar voor professionals.