Vraag een willekeurig iemand op straat welke mensen een afstand tot de arbeidsmarkt hebben en begrippen als statushouders, ouderen, langdurig werklozen, mensen die lang in de bijstand zitten en, oh ja, ook nog arbeidsbeperkten vliegen je om de oren.

Trouwens, steeds vaker hoor je dat we eigenlijk niet moeten spreken over ‘mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt’, omdat het juist de arbeidsmarkt zou zijn, die een afstand heeft tot hen. En er zijn kringen waar het woord arbeidsbeperking op gefronste wenkbrauwen stuit, terwijl ‘speciale talenten’ soms wel weer mag en door weer anderen juist als ongeschikt wordt gezien.

Woorden doen ertoe en soms is het beter iets helder te benoemen. Natuurlijk: ieder mens heeft een speciaal talent tot iets, maar als je het begrip ‘afstand’ benoemt, dan wordt in elk geval duidelijk dat een afstand overbrugd dient te worden. Daar volgt uit dat ondersteuning, geld en andere inzet nodig zijn.

Het belangrijkste is dat je openstaat voor mensen, die net niet helemaal aan jouw ideale profiel van een nieuwe medewerker voldoen. Durf je dat, dan leert de ervaring dat het allemaal nu ook weer niet zo moeilijk is. Sterker nog, werkgevers lopen zelfs het risico om er enthousiast van te worden.

Maar zelfs bij enthousiaste werkgevers, kan het nog wel eens mis gaan. En dat gebeurt vooral als werkgevers (en medewerkers) tegen bureaucratie aanlopen, tegen regelingen die als normale ondernemer (en werknemer) niet te snappen zijn, als verschillende overheidsinstanties het allemaal net iets anders willen en allemaal net iets anders dan de werkgever (of de medewerker) het voor ogen heeft.

Daarom pleit ik voor eenvoud. Pure, simpele, ongecompliceerde, bijna moedige eenvoud.

Dat helpt de boel vooruit. Stellen we de, moeilijk woord, forfaitaire loonkostensubsidies, vast op een bedrag ter waarde van bijvoorbeeld 50% minimumloon voor drie jaar. Dan kan daarna worden bezien of het nog nodig is of wat minder kan (tenzij we het hebben over dusdanige handicaps dat we van te voren weten dat dat permanent nodig is).

Stellen we voor jobcoaching een standaard (bedrag) in, zowel van binnenuit het bedrijf als extern te organiseren. Te geven voor het eerste jaar, onder dezelfde condities als hierboven.

Nemen we een no-riskpolis bij ziekte voor iedereen die na lange tijd weer de arbeidsmarkt betreedt. Ook dit weer te toetsen na bijvoorbeeld drie jaar en maken we deze polis permanent voor hen met arbeidsbeperkingen.

Praten we over de WAB (Wet arbeidsmarkt in balans), dan stel ik ook een no-risk voor. Als het dan fout gaat kunnen mensen uit deze groep terugkeren naar hun uitkering en wordt de werkgever niet gestraft wordt met ontslagverplichtingen .

En elk individu krijgt de voorzieningen, die nodig zijn om het werk te kunnen doen (zogeheten hulpmiddelen op de werkvloer).

Maar is dat dan niet duur? Nee hoor, deze investeringen dragen bij aan het verdienvermogen van Nederland. Ze helpen bij het terugdringen van de tekorten in de gezondheidszorg en in andere sectoren. Het levert onder de streep geld op. Zeker als we aan de inkomstenkant voor de overheden de bespaarde uitkeringen mee meetellen.

Maar dat laatste mag nu niet. Dat kan alleen als er een verplicht quotum (lees een boete) tegenover staat.

Ja, lees goed wat daar staat en laat het goed tot u doordringen. Bij een vrijwillige afspraak om grotere groepen mensen een kans te bieden om de arbeidsmarkt te bereiken, mag het inverdiende geld van de bespaarde uitkering niet meegeteld worden. Dat mag alleen als er een soort quoteringssysteem wordt geïntroduceerd.

Dat is een gotspe.

Nieuwe Tweede Kamer, nieuwe regeringspartijen: haal deze dwaze vorm van begroten weg. Dat is een echte keuze voor de Banenafspraak en zo kunnen we in Nederland veel meer mensen uit de verborgen arbeidsreserve aan het werk helpen.

*Aart van der Gaag is namens werkgeversverenigingen VNO-NCW en MKB Nederland het boegbeeld Banenafspraak. De komende weken schrijft hij een serie columns over de toekomst van inclusie onder het motto ‘Kies de Banenafspraak’