Toen de participatiewet werd ontworpen was ik nogal enthousiast. Ik verkeerde in de veronderstelling dat iedereen met afstand tot de arbeidsmarkt in hetzelfde ondersteuningsregime terecht zou komen.

De ondersteuning bestaat meestal uit een mix van maatregelen: scholing, training, loonkostensubsidie, no-riskregeling bij ziekte, voorzieningen op de werkvloer en jobcoaching. Natuurlijk hoeft niet iedereen evenveel te krijgen en heeft ook niet iedereen elk onderdeel nodig. Zo wordt jobcoaching nog betrekkelijk weinig ingezet en zijn de percentages loonkostensubsidie afhankelijk van wat iemands mogelijke productiviteit.

En dat is prima.

Maar, helaas, de werkelijkheid is nog steeds veel complexer. We hebben loondispensatie en loonkostensubsidie, no-risk alleen voor bepaalde groepen, bij de één mag je wel een voorziening inzetten, bij de ander niet. Soms moet je maanden wachten voordat iemand er recht op heeft. Zelfs medewerkers van het UWV, die hun cliënt vandaag willen helpen, trekken soms de haren uit hun hoofd van wanhoop.

Op gemeentelijk niveau, waar de participatiewet tenslotte wordt uitgevoerd, zien we ook nog steeds verschillen. Bij sommige gemeenten valt de groep jongeren tot 27 bijvoorbeeld volledig buiten de boot. Sommige gemeenten maken eigen regels over de hoogte van ondersteuning of over het al dan niet toestaan van interne jobcoaching. Een landelijk actieve werkgever kan er gek van worden.

De Banenafspraak is strikt genomen geen onderdeel van de Participatiewet, maar wel bijna hetzelfde. En daar lopen we ook nog steeds tegen allerlei verschillende regels op én is het erg afhankelijk welke handicap je hebt of je wordt toegelaten tot de doelgroep de bijbehorende voorzieningen.

Noch in beleidstermen, noch in uitvoering is de Participatiewet een succes geworden. In de campagne hoor je politieke partijen steeds vaker praten over het belang van de uitvoerbaarheid van wetgeving. Dat is positief. Want het lijkt mij niet zo moeilijk om dit geheel in hoog tempo te vereenvoudigen.

Nieuwe Tweede Kamer, nieuwe regeringspartijen: luister naar de bedrijven die ervaring hebben opgedaan met inclusie, luister naar de uitvoerders op de vloer van UWV en gemeenten en luister zeker ook naar de ervaringsdeskundigen vanuit de doelgroep. Dan heb je in een half jaar een breed gedragen systeem waarbij iedereen dezelfde dingen in zijn of haar rugzak kan krijgen en alleen de hoogte, duur of intensiteit van de ondersteuning nog hoeft te verschillen. Dat zou een overtuigende keuze voor de Banenafspraak zijn.

*Aart van der Gaag is namens werkgeversverenigingen VNO-NCW en MKB Nederland het boegbeeld Banenafspraak. De komende weken schrijft hij een serie columns over de toekomst van inclusie onder het motto ‘Kies de Banenafspraak’