In ons land zijn ruim 350.000 mensen aangewezen op de bijstand. Daarbij zijn mensen die heel graag zouden willen werken – en dat ook kunnen -, maar niet worden aangenomen door werkgevers. Om wat voor reden dan ook. Voor degenen onder hen waarvan is vastgesteld dat ze vanwege een beperking niet in staat zijn om het minimumloon te verdienen is de Banenafspraak gemaakt.

Wat we ons blijven afvragen is: hoe kan het dat er aan de ene kant onbenut potentieel is en aan de andere kant een personeelstekort? Wat gaat er mis? De meeste mensen in de bijstand, beperkt of niet, willen graag werken. En velen van hen doen daar ook hun best voor. Ligt het aan hen, aan de gebrekkige zichtbaarheid of de bemiddeling? Doen werkgevers niet genoeg om hun vacatures zichtbaar te maken? Doen werkconsulenten de verkeerde dingen?

Ik denk dat we ons met het stellen van die vragen blindstaren op het verkeerde probleem. Want hoe kan het eigenlijk dat we een personeelstekort hebben, terwijl we het grootst aantal werkenden ooit hebben? Waar zijn al die werkende mensen mee bezig als we niet in staat zijn ons voorzieningenniveau (zorg, onderwijs etc) te handhaven op het niveau dat we gewend zijn? En we daarom nog meer en harder moeten werken. Minder parttime, minder vrije tijd, minder tijd voor het gezin. En dat alles zonder er werkelijk op vooruit te gaan.

“Hoe kan het dat we een personeelstekort hebben, terwijl we
het grootste aantal werkenden ooit hebben?”

Wat nu toch wel duidelijk mag zijn: de oplossing van het personeelstekort zit niet in het omscholen en ondersteunen van bijstandsgerechtigden naar de vacatures die nu open staan. Deze groep kan dit probleem nooit oplossen. Dit probleem heeft een grotere scope nodig: in wat voor land willen we eigenlijk leven? We zijn het toch met elkaar eens dat we niet leven om te werken? Om de economie te laten groeien? En dus krampachtig de gaten op de arbeidsmarkt dicht te lopen?

‘In wat voor land willen we werken?’ vroeg Borstlap in zijn rapport. Beter is het je af te vragen: in wat voor land willen we léven? Wat mij betreft in een land waar werken leuk is om te doen. Waar werken betekent dat je een zinvolle bijdrage kunt leveren, prettig samen kunt werken met je collega’s en waarin oog is voor ieders kwaliteiten. Ook als die anders zijn dan die van jezelf. Waar je met werken ook een eerlijk aandeel krijgt van hetgeen je produceert aan waarde. Of beter nog: van wat je gezamenlijk produceert aan waarde.

“Waar werken betekent dat je een zinvolle bijdrage kunt leveren.
Met oog voor ieders kwaliteiten.”

Veel professionals Werk en Inkomen hebben dit allang begrepen. Daarom zijn zij niet alleen bezig met werk en inkomen. Maar ook met het welzijn van hun klanten. Met wat zij nodig hebben om zich waardevol te kunnen voelen en zin te hebben in het leven. En met wat ze nodig hebben om zich staande te houden in een samenleving, die de hele last van een falende arbeidsmarkt onterecht op hun schouders legt. Daarom is het goed dat professionals tegenwoordig breder kijken: ‘hoe kan deze persoon prettig leven’ in plaats van ‘hoe komt deze persoon zo snel mogelijk aan het werk’. Als het aan deze professionals ligt maken we het leven voor deze mensen liever een beetje makkelijker. Zodat er energie vrijkomt om te groeien. In zo’n land wil ik leven.

*Marcel van Druenen is directeur van SAM, de beroepsvereniging voor uitvoerders in het publieke sociaal domein