De Arbeidsinspectie heeft onderzoek verricht naar de uitvoering van de uniforme loonwaardebepaling in het publieke domein. De nieuwe methodiek blijkt goed te werken, schrijft minister Carola Schouten aan de Tweede Kamer.

In Nederland kennen we twee voorzieningen die werkgevers compenseren in de loonkosten voor een verminderde productiviteit of loonwaarde van werknemers met een arbeidsbeperking: loonkostensubsidie voor de gemeentelijke doelgroep en loondispensatie voor de Wajong-doelgroep. Voor het berekenen van de loonkostensubsidie of hoogte van de loondispensatie is een loonwaardebepaling nodig. De uitvoering van de loonwaardebepaling is gedecentraliseerd aan gemeenten.

Eerder verschillend
Vóór 1 juli 2021 bestonden er zes verschillende gevalideerde methodes om de loonwaarde te meten. In de arbeidsmarktregio moest een keuze worden gemaakt voor één methode. Vooral landelijke werkgevers met vestigingen in het hele land gaven aan last te hebben van de verschillen in methodes. Aan de wens van werkgevers om de verschillen weg te nemen is gevolg gegeven door de invoering van de uniforme loonwaardemethode (ULM) per 1 juli 2021. Het was één van de maatregelen van het zogenoemde Breed offensief om belemmeringen weg te nemen voor werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking werk te bieden.

Minder belemmeringen
Uit het rapport komt naar voren dat de uniforme loonwaardemethode zowel door loonwaardedeskundigen als door werkgevers over het algemeen gezien wordt als een vooruitgang. Minister Schouten leidt uit het onderzoek af, dat de uniforme loonwaardemethode belemmeringen vermindert voor werkgevers.

Tegelijkertijd ziet zij dat er meer nodig is om een meer inclusieve arbeidsmarkt te bereiken. Want bij het bieden van werk aan mensen met een arbeidsbeperking heeft de methodiek een ‘ondergeschikte rol’ voor werkgevers. Persoonlijke betrokkenheid en overwegingen als het leveren van een bijdrage aan inclusiviteit wegen veel zwaarder voor hen.

Andere verschillen
Werkgevers hebben meer moeite met ándere verschillen bij het in dienst nemen en houden van mensen met een arbeidsbeperking: bijvoorbeeld de verschillen tussen loondispensatie en loonkostensubsidie, en verschillen in het administratieve proces, zowel tussen UWV en gemeenten als tussen gemeenten onderling.

Financiële tegemoetkoming
Enkele werkgevers geven aan dat de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor hen van belang is. Dat houdt verband met hun financiële positie. Voor overheidswerkgevers geldt het financiële argument nauwelijks, tenzij zij afhankelijk zijn van een budget. In het onderzoek kwam dit bijvoorbeeld aan de orde bij interviews met een scholingsinstituut en een zorginstelling.

Vervolgstappen
Minister Schouten wil de komende tijd nog het volgende doen:

  • • Met deskundigen bekijken hoe de uniforme loonwaardemethode ook toepasbaar kan worden gemaakt voor dienstverlenende functies;
  • Een database met de meest voorkomende normfuncties laten ontwikkelen;
  • Met de VNG en andere deskundigen bezien hoe de uitvoering van de uniforme loonwaardebepaling verder kan worden verbeterd;
  • Met relevante partijen zich verder verdiepen in het signaal dat bij de loonwaardebepaling bij beschut werk onvoldoende rekening wordt gehouden met de ‘omzetwaarde’ van mensen.

Voor wat betreft dienstverlenende functies, zoals de functie van receptionist, is uit het onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie naar voren gekomen, dat de methode hier minder goed werkt. Bij productiewerk zijn prestaties wel goed meetbaar.

Elementen loonwaarde
Enkele partijen adviseerden de drie elementen die een rol spelen bij het bepalen van de loonwaarde (tempo, kwaliteit en netto werktijd) samen te voegen tot één element (outcome). De huidige methode die uitgaat van genoemde drie elementen, voorziet in drie gescheiden beschrijvingen. Dat leidt tot herkenbaarheid en herleidbaarheid van de vastgestelde loonwaarde. Het lijkt minister Schouten dan ook ‘niet verstandig’ over te gaan tot het samenvoegen van de drie genoemde elementen.

Lees hier de stukken die net naar de Tweede Kamer zijn gegaan.

Tekst: Klaas Salverda