Project Description

Van der Gaag in gesprek met… Wimar Bolhuis

Hoe ziet de toekomst van de banenafspraak eruit? Welke invloed heeft de coronacrisis op de inclusieve samenleving? Hoe kunnen we de waarde van inclusie duidelijk maken en de verworvenheden van de afgelopen jaren veilig stellen?

Over deze en andere vragen ging Aart van der Gaag, boegbeeld en inspirator van de projecten ‘Op naar de 100.000 banen’ & ‘Op naar de 25.000 banen’ in gesprek met Wimar Bolhuis. Econoom, bestuurskundige en sociaal psycholoog. Bolhuis is als docent economie verbonden aan de Universiteit Leiden. Als publicist en columnist mengt hij zich geregeld in het publieke debat.

Van der Gaag en Bolhuis kennen elkaar nog niet persoonlijk. Een eerder geplande kennismaking viel uit wegens corona. Zoals er zoveel uitviel de afgelopen maanden. Maar dat mag voor de banenafspraak niet gebeuren. Daar zijn de gesprekspartners het over eens. En al filosoferend komen ze een heel eind richting de oplossing.

Sleutel bij de uitvoering door de gemeenten en de financiering vanuit het Rijk

De coronacrisis heeft ongetwijfeld invloed op de uitvoering van de banenafspraak. Maar veel is ook nog onbekend. De WW-cijfers wijzen er voorlopig op dat de mensen uit de doelgroep parallel aan de rest van de beroepsbevolking geraakt wordt. Bolhuis en Van der Gaag gaan er vanuit dat een flink aantal mensen met een tijdelijk contract, zowel uit de doelgroep banenafspraak als andere groepen, de komende maanden (tijdelijk) zonder werk zullen komen te zitten.

Beiden grijpen terug op ervaringen uit eerdere economische crises om de juiste remedie voor de huidige te vinden. “De banenafspraak ging van start op het moment dat de werkloosheid bij 450.000 stond,” stelt Van der Gaag. “Bedrijven kwamen toen net uit een crisis waarin ze tot ieders verbazing hun mensen al langer vastgehouden dan verwacht. Net na die crisis stonden ze – wederom tot enige verbazing – open om een flink aantal deelnemers aan de banenafspraak op te nemen. Die ervaringen nemen ze nu mee.”

De overheid heeft in dit opzicht natuurlijk altijd twee rollen: werkgever en wetgever. Als werkgever noemt Van der Gaag het van het grootste belang dat de overheid de hun opgaande lijn doorzet en versterkt. “Als wetgever zie je dat ze uit de vorige crisis de les hebben geleerd dat je mensen niet thuis moet laten zitten. Vandaar dat nu snel de NOW-regelingen zijn ingezet.”

De grote les

Bolhuis noemt de grote les van de vorige crisis dat ‘snelle bezuinigingen’ niet het juiste effect sorteren. “Bezuinigingen leiden tot een dip. Vrijwel alle adviesorganen van de overheid raden nu duurzame investeringen aan, onder andere in de woningbouw. Kijken we naar de banenafspraak, dan pleit ik niet zozeer voor extra of nieuwe fondsen, maar in elk geval voor het behoud van de huidige financiële structuur.”

Hij wijst daarbij vooral ook op de financiering van de Participatiewet en de rol die gemeenten daarin spelen. “Die is cruciaal. Gemeenten zullen gaan kijken tot welke uitgaven ze wettelijk verplicht zijn en waar hun speelruimte zit. In het gemeentefonds zitten begeleidings-gelden voor de Participatiewet, maar een gemeente kan daar ook andere dingen mee doen. Dat zou typisch een voorbeeld van een ‘snelle bezuiniging’ zijn. Bij een structureel arbeidsmarktbeleid passen geen cyclische oplossingen.”

Oormerken

“Het zou mogelijk moeten zijn om de gelden voor de uitvoering van de banenafspraak te oormerken,” vindt Van der Gaag. “We hebben al een aantal rare sprongen van gemeenten gezien, de afgelopen jaren. De Rijksoverheid moet er echt streng op toe zien dat de mensen uit de doelgroep banenafspraak, en hun werkgevers, niet in de kou komen te staan omdat gemeenten niet aan hun verplichtingen voldoen of kunnen voldoen. Trouwens, gemeenten zijn slechts voor een deel van de doelgroep banenafspraak verantwoordelijk. Wajongeren vallen onder het UWV. Dan praten we over andere, centrale geldstromen waar mijn inziens wat minder zorg over bestaat.”

Compensatiefonds

Zolang geld oormerken politiek onhaalbaar is – en gezien het feit dat gemeenten niet op eigen titel geld mogen lenen, zien Van der Gaag en Bolhuis wel iets in een compensatiepot voor gemeenten vanuit het Rijk. Die compensatie zou volgens Bolhuis gebaseerd moeten zijn op hoeveel gemeenten uit kunnen en moeten geven om de dienstverlening aan werkenden en werkzoekenden met een arbeidsbeperking op dit peil te houden.”

“Dat voorkomt uitval,” meent hij. “We weten toch echt allemaal dat de maatschappelijke en financiële kosten van uitval – denk aan schuldenproblematiek, gezondheidsproblemen, sociale isolatie – veel hoger zijn dan de uitgaven die nodig zijn om deze mensen aan het werk te krijgen en te houden.”

Concurrentie tussen doelgroepen vermijden

De bredere economische ontwikkeling zal in eerste instantie bepalend zijn voor de aantallen mensen die hun baan behouden of verliezen. “Macro-economisch wordt een relatief korte dip verwacht,” stelt Bolhuis. De verwachting is dan dat de economie rond 2025 of 2026 weer het niveau van 2019 bereikt. “Daarom is het volgens mij niet de vraag of de uiteindelijke doelstelling moet worden aangepast, maar wel: wat is nu een realistisch pad om die 125.000 banen te bereiken?”

Daarop voortbordurend gaan Van der Gaags gedachten naar de inbedding van de banenafspraak in een breder arbeidsmarktbeleid. Zijn logica is dat er – door de te verwachten ontslagen de komende tijd – een veelheid aan doelgroepen zal ontstaan. “Denk aan ouderen of juist aan jongeren, denk aan statushouders of denk aan de mensen die juist al langer werkloos zijn.”

Concurrentie tussen al deze groepen op de arbeidsmarkt moet te allen tijde voorkomen worden. Een denkrichting zou het volgens Van der Gaag daarom kunnen zijn om de instrumenten die we nu hebben voor de doelgroep banenafspraak breder in te zetten. “Zo kun je ervoor zorgen dat we meer mensen die een steuntje in de rug nodig hebben, helpen om een plek op de arbeidsmarkt te vinden.”

Bolhuis is niet a priori tegen het breder inzetten van instrumenten als jobcoaching, begeleiding of zelfs loonkostensubsidie, maar wijst er wel op dat het bijzondere van de banenafspraak juist het specifieke karakter ervan is. “Ik ben onder de indruk van de snelheid waarmee de banenafspraak binnen het bedrijfsleven is opgepakt. Het is lastig de succesfactoren aan te wijzen. Maar ik geloof zeker wel dat het er ook mee te maken heeft dat er heel specifiek ingezoomd wordt op een bepaalde groep mensen. De afbakening en het doel zijn heel duidelijk.”

Baanbehoud

Van der Gaag verwacht dat de focus van de banenafspraak nu in eerste instantie op baanbehoud zal komen te liggen. “Dat is geen gebrek aan ambitie, maar volgens mij de juiste manier om ervoor te zorgen dat wat we allemaal hebben opgebouwd beschermd blijft. De groep inclusieve koplopers, en daar zitten grote en kleinere werkgevers tussen, binnen het bedrijfsleven zal daar ook de komende jaren mee doorgaan. Maar ondernemers die nu in zwaar weer zitten en nog geen inclusieve ervaringen hebben, zijn waarschijnlijk lastiger te benaderen.”

Tegelijkertijd zijn er nog sectoren, denk aan de logistiek of de supermarkten, waar nu dringend naar nieuwe mensen wordt gezocht. Van der Gaag typeert de huidige economische crisis daarom als een uitzonderlijke. “Er zijn sectoren die nu wel in een opgaande lijn zitten. Ten opzichte van die sectoren verschuift onze boodschap niet: inclusie loont en daarom loont zowel maatschappelijk als bedrijfseconomisch om medewerkers met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Tegelijkertijd valt er nu wel een economisch gat. Dat kunnen we niet ontkennen. In dat bredere kader kun je ook overwegen om de einddatum van de banenafspraak bijvoorbeeld met een of twee jaar op te schuiven.”

De stok achter de deur laten

Bolhuis twijfelt of het tijdspad van de banenafspraak moet worden aangepast. Bij een relatief snel economisch herstel, hoort volgens hem ook dat het aantal werkenden uit de doelgroep banenafspraak nog op tijd weer op niveau kan komen. “Er is echt iets opgebouwd en ik zou voorzichtig zijn met al te verregaande aanpassingen. Vergeet ook niet dat bij de banenafspraak zoals we die nu kennen, een quotum hoort. Vooral aan overheidszijde is dat altijd een belangrijke stok achter de deur geweest. Het lijkt me wijs die stok rustig achter de deur te laten staan.”

Overheid en markt: Gods water over Gods akker

Binnen het Brede offensief dat de staatssecretaris van SZW heeft aangekondigd, is er sprake van het vervangen van de Quotumboete door een nieuwe regeling waarbij alle werkgevers een inclusiepremie betalen. Werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst hebben, krijgen die premie vervolgens weer retour.

Bolhuis is over deze inclusiepremie niet erg te spreken. In een eerdere column op deze website stelde hij al voor om overheidswerkgevers juist een factuur van een uitsluitingsboete te sturen. “Het voorstel is wat mij betreft niet handig. Terwijl een zorgvuldig gekozen financiële prikkel overheidsorganisaties wel degelijk op het juiste spoor kan zetten. Tel maar uit. Als een ministerie honderd plekken zou moeten vervullen. En dan komt er een boete van 500.000 euro binnen. Dan gaan de alarmbellen echt wel af. Dat is veel minder het geval als dat bedrag van te voren al wordt afgeboekt als te betalen inclusiepremies.”

Daarom stelt Bolhuis voor om het omgekeerd aan te pakken. Het gaat hem met name om het psychologische effect. “Nu verkoop je als het ware eerst een aflaat – de inclusiepremie – die werkgevers kunnen terugverdienen. In mijn ogen moet de baseline juist worden dat elke werkgever een werknemer met een arbeidsbeperking aanneemt, en dat een niet inclusieve werkgever een uitsluitingsboete krijgt. Op zo’n boete zal sterker worden gereageerd door het management dan op de algemene inclusiepremie die elke werkgever toch al betaalt.”

Eigenaarschap

Sinds iets minder dan een jaar inspireren en informeren Van der Gaag en het project ‘Op naar de 25.000 banen’ ook binnen de overheid werkgevers rond de banenafspraak. Het valt hem op dat er – ondanks de vele mensen die zich binnen de overheid inzetten om mensen met een arbeidsbeperking binnen hun organisaties te plaatsen – te weinig gevoel van eigenaarschap heerst om van de banenafspraak een echt succes te maken. “Ik zie zeker iets in het voorstel van Wimar. Ik denk wel dat zo’n boete dan echt op de juiste plek binnen de organisatie moeten landen om ze te prikkelen inclusiever te gaan werken.”

Meer nog dan de voorgenomen nieuwe quotumregeling, stuit het Van der Gaag tegen de borst dat voor alle overheidswerkgevers vastgestelde doelen zijn geformuleerd. “De overheid heeft zichzelf een tot achter de komma doorgerekend quotum opgelegd. Binnen de marktsector zijn we begonnen met een inclusieve groep en van daaruit verder gaan werken. Dat werkt omdat je het enthousiasme en het eigen initiatief van mensen aanspreekt.”

Bij de overheid kan dat niet omdat elke overheidssector bepaalde aantallen moet halen. Bij die verdeling is gekeken naar het aantal medewerkers per sector. Maar niet naar het aantal geschikte functies. Onder instemmend geknik van Bolhuis stelt Van der Gaag, “Als die regeling losgelaten zou worden, en Gods water zou gewoon over Gods akker mogen stromen, zie je volgens mij veel meer enthousiasme en successen ontstaan. De focus op beleid staat het resultaat echt in de weg.”