Project Description

‘Ons personeelsbestand moet een afspiegeling zijn van de maatschappij’

“Mensen komen voor mensen naar de winkel en daarom hebben wij ook medewerkers met een beperking,” zegt Marcel Monincx, bedrijfsleider DEEN Bergen. Van de 7500 personeelsleden telt de supermarkt meer dan 100 medewerkers met een beperking.

Groei geeft voldoening

Supermarkten bieden altijd al veel plaats aan werknemers met een beperking. Dat is zo gegroeid doordat er veel geschikte werkzaamheden zijn. Bij DEEN in Bergen beheert Wajonger Eva Blauw (20) de schappen met voorverpakte groente. Marcel Monincx, bedrijfsleider DEEN Bergen: “Ik heb Eva sinds haar stage gecoacht. Vertrouwen opbouwen en duidelijk maken wat ik verwacht. In het begin was ze stil en kostte het werk haar veel moeite. Maar ze was wel supergemotiveerd en wilde graag leren. Al die begeleiding kost veel energie, ook van collega’s, het is niet iets wat je er even bijdoet. Maar als ik zie hoe ze gegroeid is, geeft dat veel voldoening. Ze past helemaal in het team en klanten missen haar als ze er niet is.” Eva, glunderend: “Echt?”

Voor collega’s een verrijking

Eva is een Wajonger met een licht verstandelijke beperking die haar opleiding kreeg op de praktijkschool. “Na mijn stage heb ik nu een vast contract gekregen. Wauw. Dat betekende zoveel voor me. Om te leren. En vooral: ik ga met plezier naar mijn werk. Ik vind het vooral fijn om nieuwe artikelen te leren kennen en dat met de klanten te delen. Ik had als eerste van mijn klas een echte baan.” Bedrijfsleider Marcel Monincx vertelt dat ze regelmatig stagiairs van de praktijkschool hebben die ze op zaterdagen terug vragen om te werken. “Iemands inzet en capaciteiten moeten daar wel bij passen. Supermarkten staan midden in de maatschappij. Ons personeelsbestand moet daar een afspiegeling van zijn. Het helpt bij ons doel: tevreden klanten. Collega’s vinden het een verrijking van hun werk om iemand als Eva een beetje te bemoederen.”

Lees het uitgebreide verhaal in het boek ‘Honderdduizend banen’.

Productie: Bettina Zevenbergen (beeld) en Anneke Nunn (tekst)