Ombudsman: ‘Onbeperkt meedoen lukt niet’

Jongeren met een beperking lopen veel risico op langdurige financiële problemen. Volgens de Nationale Ombudsman komt dat onder andere door ingewikkelde wetten en regels, grote administratieve lasten, onzekere financiën en weinig toekomstperspectief.

De Nationale ombudsman onderzocht of jongeren met een beperking financiële problemen ervaren door de uitvoering van wetten en regels. Hij concludeert dat zelfredzaamheid een illusie is, door lastig te begrijpen wetten en regels, grote administratieve lasten en doordat hulp uit het sociale netwerk van jongeren wordt overschat.

Ook schrijft de ombudsman dat voor deze jongeren werken niet altijd loont. Verder schiet de informatieverstrekking tekort, ontbreekt soms specifieke deskundigheid, ervaren gemeenten een tekort aan tijd en geld en is de samenwerking tussen overheidsinstanties beperkt.

Toegevoegde waarde van werk
De ombudsman roept de betrokken partijen op om de knelpunten samen op te lossen en te zorgen voor begrijpelijke informatie, persoonlijke begeleiding en financiële zekerheid. Werken moet van toegevoegde waarde zijn, geeft hij aan. Dat lijkt een open deur, maar in werkelijkheid leidt het in een aantal gevallen juist tot meer problemen.

Jongeren geven in het onderzoek aan dat werken naast de uitkering vaak niet loont, zij enorm moeten zoeken naar informatie en te maken krijgen met ondeskundige medewerkers. Ook ervaren zij soms weinig begrip vanuit de overheid voor een situatie waar ze zelf niet voor hebben gekozen.

Wiens perspectief?
Ombudsman Reinier van Zutphen ziet wel positieve ontwikkelingen rond wet- en regelgeving die jongeren met een beperking raakt. Hij ondersteunt het streven naar eenvoudiger regels van harte. Ook de voorgenomen wijzigingen in de Participatiewet vindt hij hoopgevend. Al blijft de overheid in deze plannen denken vanuit de huidige bestaande systemen en te weinig vanuit het perspectief van de burger zelf.

Van Zutphen: ‘Ons sociale zekerheidsstelsel is zo georganiseerd dat er meerdere overheidsinstanties betrokken zijn bij één probleem: het hebben van te weinig of geen inkomen. Daardoor hebben jongeren met een beperking met vele loketten te maken. Dit lijkt geen onwil van de overheid, maar duidelijk is wel dat het niet werkt.’

Niet in Participatiewet
Wat hem betreft horen jongeren met een beperking die kunnen werken, eigenlijk niet in de Participatiewet: ‘Op dit moment zegt de overheid dat zij net als alle anderen mee moeten doen. Maar jongeren met een beperking zijn niet als alle anderen. Hun gezondheid belemmert hun mogelijkheden.’

Het idee achter de participatiemaatschappij dat iedereen meedoet en kan werken, blijkt, aldus de ombudsman, voor jongeren met een beperking in de praktijk vaak te hoog gegrepen. Jongeren met een beperking kunnen zich niet altijd redden in een maatschappij die dat wel van hen verwacht.

Twee miljoen mensen
In Nederland wonen naar schatting twee miljoen mensen met een beperking, zoals een lichamelijke of verstandelijke beperking of psychische problemen. Onder hen bevindt zich ook een hele groep jongeren. Zij leven vaak van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) of de Participatiewet.

De belangrijkste wijziging van de afgelopen jaren is dat de Wajong sinds 2015 niet langer toegankelijk is voor mensen met arbeidsvermogen. Zij vallen sindsdien onder de Participatiewet. Dit geeft hen dezelfde plichten als iedere andere bijstandsgerechtigde. ‘Het gaat echter om een groep jongeren met een beperking die daarmee een andere uitgangspositie heeft’, stelt de ombudsman.

Zijn onderzoek gaat vooral in op de ervaringen van jongeren met een beperking die moeite hebben
om rond te komen. Zij zijn financieel afhankelijk van de overheid en ontvangen een uitkering. Als zij werken en daaruit een klein inkomen ontvangen, zijn zij aangewezen op de overheid voor een aanvulling op hun inkomsten uit werk. Maar in de Participatiewet zijn er nauwelijks mogelijkheden om meer te verdienen dan de bijstandsnorm.

Baan maar niet meer geld
Voor een aantal jongeren – de ombudsman noemt geen enkele keer getallen – loont het niet om te werken. Zij houden evenveel geld over, met of zonder baan.

Verrekeningen bij werken met een deeluitkering zorgen voor onzekerheid over hun financiële situatie. Ook is het, aldus de ombudsman, door hun beperking over het algemeen moeilijk om werk te vinden en kunnen zij vaak alleen in deeltijd werken. Verder krijgen zij veelal flexibele contracten.

De tijd en energie die jongeren met een beperking investeren in het werken zelf en de bijbehorende administratie, wegen gevoelsmatig onvoldoende op tegen de maatschappelijke waarde van hun werk, hun welzijn, het inkomen dat zij verdienen en wat ze daar eventueel aan overhouden. Kortom, de kosten wegen voor hen niet altijd op tegen de baten.

De Tweede en Eerste Kamer spreken binnenkort met de minister over de uitvoering en evaluatie van de Participatiewet en de Banenafspraak.

Tekst: Klaas Salverda

 

Door |2024-04-26T15:01:36+02:0014 september 2022|2022-09, Nieuws|1 Reactie

Over de auteur: