Circa 10% van de mensen in de Verenigde Staten heeft een onzichtbare of niet meteen zichtbare beperking. Volgens de Harvard Business Review durven de meesten van hen hier op hun werk niet voor uit te komen. Ze zijn vrezen minder serieus te worden genomen of geen carrière te kunnen maken.

In 2002, tijdens een reis door Australië, kreeg ik een ongeluk en viel op mijn hoofd. Bang voor de hoge verzekeringskosten wilde ik niet naar de dokter. De eerste dagen had ik moeite met mijn coördinatie en balans, maar toen de wonden waren genezen leek het ergste voorbij. Dat werd bevestigd door de dokter thuis. Zij dacht aan een vervelende hersenschudding.

Oriëntatie kwijt

Een paar maanden later was ik, samen met collega’s, uitgenodigd voor een boottocht. Zodra de boot uitvoer, wist ik dat er iets mis was. Ik was mijn oriëntatie kwijt, voelde me raar en het kostte me moeite om een gesprek te voeren. Terug in de haven moest ik me vasthouden aan de reling. Een collega hielp me in een taxi en ik dacht bij mezelf dat ik zeeziek was.

Weer een paar maanden later gebeurde iets soortgelijks tijdens een lunch. Ik keek uit het raam en voelde me plotseling licht in mijn hoofd. Ik kon me niet concentreren op wat er gezegd werd. Opstaan lukte niet. Dat was het moment dat ik me zorgen begon te maken en bang werd.

Talloze doktersbezoeken volgden, zonder duidelijke diagnose. Ik merkte dat beweging in gezichtsveld, flikkerende lichtjes en harde geluiden een soort triggers waren. Ze zorgden ervoor dat ik onduidelijk begon te praten, me niet kon concentreren en snel moe werd.

Bang voor baanverlies

Zonder duidelijke diagnose of zelfs maar de goede woorden om te beschrijven wat er met me gebeurde, schaamde ik me voor mezelf. Ik was bang om minder carrièremogelijkheden te krijgen of zelfs mijn baan te verliezen als ik niet even productief meer zou zijn als mijn collega’s. Wie wil er nu iemand met dit soort problemen, en dan ook nog eens niet-gediagnosticeerd, in het team?

Zes jaar lang vertelde ik niemand iets. Later sprak ik er af en toe over met enkele vertrouwde collega’s of managers, maar die wisten er ook niet goed mee om te gaan. Daarom zei ik er maar niets meer over en probeerde de triggers zo goed als het ging te vermijden. Maar dit doorworstelen maakte alleen maar dat ik vaker en langer last kreeg. Dit kon zo niet langer doorgaan.

Pas toen bleek dat ik een stoornis aan mijn evenwichtsorgaan heb, veranderde er iets. Ik vond de woorden om te beschrijven wat ik meemaakte. Ik begreep nu waarom geluiden of lichten konden leiden tot aanvallen.

Voor mezelf opkomen

Inmiddels had ik ook een leidinggevende positie bereikt. Ook dit hielp om meer voor mezelf op te komen. Ik vroeg mensen nu vriendelijk om op te houden met heen en weer te bewegen in hun stoel of niet op de vergadertafel te slaan om iets kracht bij te zetten. Ik legde uit welke effecten dat soort triggers op me hadden.

Mijn leven veranderde.

Terugkijkend vraag ik me af of alles anders was verlopen als ik vanaf het begin het gevoel had gehad dat ik over mijn beperking kon vertellen. Misschien had ik me veiliger gevoeld als het fenomeen onzichtbare beperking bekender zou zijn geweest, ook bij HR. Ik hoop dat de cultuur in de maatschappij en bij bedrijven inclusiever wordt, zodat mensen met een beperking zich niet beperkt voelen om erover te praten. Dat gun ik hen van harte.

Want ik heb na jaren geleerd: mijn beperking is ook een cadeau. Ik heb geleerd wat de waarde van empathie en compassie is. Dat maakte me een betere leidinggevende, die uit eigen ervaring weet hoe belangrijk het is dat mensen kunnen werken in een inclusieve en diverse omgeving.


Jill Griffin is loopbaancoach en podcaster. Deze column is een ingekorte (en vertaalde) versie van een artikel dat eerder werd gepubliceerd op de website van de Huffington Post.