Recent onderzoek laat zien dat mensen met een arbeidsbeperking minder vaak een beroep doen op geestelijke gezondheidszorg en Wmo-ondersteuning als zij werk hebben. Ook neemt het risico op crimineel gedrag af. Een succesvolle begeleiding naar werk voor mensen met een beperking levert dus veel op, voor zowel de persoon zelf als voor de samenleving als geheel.

Samen met mijn geliefde en onze twee kinderen lunch ik geregeld bij een fijn eettentje bij ons om de hoek. Het eten is er goed, ze hebben een heerlijk terras en er wordt gewerkt volgens een sympathiek concept: jongvolwassenen met een arbeidsbeperking kunnen er onder begeleiding het horecavak leren en verschillende certificaten behalen. Ook al kost het soms wat extra inspanning om een bestelling goed op te nemen, het enthousiasme en de motivatie spatten ervan af. Ik kan me dan ook goed voorstellen dat het deze jongeren meer brengt dan werk alleen: het is een mooie kans om volop mee te doen in de maatschappij, geeft een boost aan het zelfvertrouwen en -respect en biedt een zinvolle en gestructureerde dagbesteding.

Maar zien we dit ook terug in de cijfers? Komen mensen met een arbeidsbeperking tot betere uitkomsten op verschillende leefgebieden als zij werk hebben? En zo ja, kunnen we dan ook in kaart brengen hoe de maatschappij hiervan profiteert in de vorm van lagere collectieve uitgaven? Samen met mijn collega-onderzoekers heb ik in recent onderzoek geprobeerd antwoord te krijgen op deze vragen.

Natuurlijk experiment

Voor ons onderzoek behandelen we de sluiting van de sociale werkvoorziening in 2015 als een ‘natuurlijk experiment’. In het bijzonder vergelijken we het cohort dat eind 2013 op de wachtlijst stond voor een plek in de sociale werkvoorziening met het cohort dat eind 2014 op de wachtlijst stond. Laatstgenoemde cohort kwam niet meer in aanmerking voor een plek in de sociale werkvoorziening en viel in plaats daarvan onder de Participatiewet.

Nu blijkt dat het 2013-cohort in de jaren na 2015 een substantieel hogere baankans had dan het 2014-cohort. Op achtergrondkenmerken – denk bijvoorbeeld aan gemiddelde leeftijd, huishoudsamenstelling en type arbeidsbeperking – zijn deze cohorten goed vergelijkbaar met elkaar. Verschillen in uitkomsten op diverse leefgebieden kunnen we derhalve toeschrijven aan het verschil in baankans.

De gevonden effecten zijn fors: het hebben van een baan vermindert de kans op het gebruik van geestelijke gezondheidszorg (ggz) met 7 procentpunt, de kans op het gebruik van Wmo-ondersteuning met 8 procentpunt en de kans op crimineel gedrag met 3 procentpunt. Afgezet tegen de prevalenties binnen de groep van mensen met een arbeidsbeperking, gaat het dan om dalingen in de prevalenties van 30 tot 60 procent. Voor medicijngebruik vinden we geen significant effect.

Maatschappelijke baten

Alles bij elkaar vertalen deze effecten zich naar maatschappelijke besparingen van – in geld uitgedrukt – ongeveer 5.000 euro per werkende per jaar. Deze materiële baten komen bovenop de besparingen op de uitgaven aan de bijstand of een andere uitkeringsregeling. De totale maatschappelijke baten van werk voor mensen met een arbeidsbeperking zijn vermoedelijk nog hoger: immateriële baten – de verbeterde kwaliteit van leven van de werkende – zijn moeilijk in geld uit te drukken maar daardoor niet minder belangrijk.

Al met al reiken de baten van investeringen in werkplekken voor mensen met een beperking dus verder dan ‘alleen’ een besparing op de uitkeringslasten en de benutting van het arbeidsvermogen. Zodoende onderstrepen onze bevindingen het bredere belang van passend beleid voor deze groep.

_________

SONY DSC

Remco van Eijkel is als senior onderzoeker verbonden aan SEO Economisch Onderzoek. Meer over het onderzoek dat in deze column centraal staat, is te vinden via de volgende links:
De brede baten van werk
The causal effects of employment on mental health and criminality for disabled workers