De LCR is altijd een kritisch volger geweest van de banenafspraak, de quotumwet en het doelgroepenregister. Mensen die van jargon houden zijn de afgelopen jaren getrakteerd op een ingewikkeld taalspel, waarbij groepen tegen elkaar zijn opgezet.

Om het meteen maar scherp te stellen: er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende mensen met een arbeidsbeperking. Laten we eens kijken wat dat betekent. Ik ken een man van 38 jaar die valt onder de 35-minners: hij is chronisch ziek maar kan eventueel nog 65 procent (of meer) van zijn oude inkomen verdienen. Dat betekent dat hij geen Wia krijgt, maar onder de Participatiewet valt. Hij valt niet onder het doelgroepenregister.

Dan hebben we een vrouw van 20 jaar die op haar 16e te horen heeft gekregen dat ze een vorm van autisme heeft. Ze heeft kort gewerkt in de ouderenzorg waardoor ze WW heeft. Ze wil zich melden voor het doelgroepenregister maar komt daarvoor niet in aanmerking. Als ze niet had gewerkt, had ze wel kans gemaakt.

Iedereen die een ondersteuning nodig heeft om te werken, wil kansen krijgen op de arbeidsmarkt om te functioneren op het eigen niveau. Laat dat nou de bedoeling van de ‘honderdduizend-banen’-afspraak tussen de overheid en werkgevers zijn. Mensen met een beperking moesten zich laten keuren om toegang te krijgen tot het doelgroepenregister en dan vallen ze onder de ‘banenafspraak’. Dan kunnen ze een beroep doen op extra begeleiding.

Eigenlijk begint daar de ‘concurrentie’ tussen verschillende mensen die ondersteuning nodig hebben om aan de slag te gaan. Er is ook nog eens sprake van hokjesdenken: sommige arbeidskansen zijn voor beperkte groepen en dat geldt ook voor de inzet van instrumenten. Het idee achter de banenafspraak is daarbij nog eens dat er bij onvoldoende plaatsing van mensen uit het doelgroepenregister een boete zou volgen voor de werkgever(s). Er is zelfs een verschil gemaakt tussen overheidswerkgevers en andere werkgevers.

Dit is de beleidslogica van de afgelopen jaren geweest. In de cliënttoets vereenvoudiging banenafspraak in 2019 heeft de LCR al erg kritisch gereageerd op bijvoorbeeld het opleggen van boetes. We weten gewoon uit de (internationale) literatuur dat het hanteren van boetes nergens leidt tot een stijging van het aantal mensen met een beperking aan het arbeidsproces. Het geeft een verkeerd signaal af.

Werkgevers die geen mensen met een arbeidsbeperking aannemen worden wantrouwend dat er zo’n dreiging achter zit. Is er wat aan de hand soms? Voor de werkgevers die al jaren mensen met een beperking in dienst hebben, is het opleggen van boetes ook een belediging. De spierballentaal van sancties is de afgelopen acht jaar ook holle retoriek gebleken: het quotum is nooit geactiveerd. En waarom ook? Er is schaarste op de arbeidsmarkt en overal moeten mensen vandaan worden gehaald om aan de enorme vraag naar personeel te kunnen voldoen.
Op deze manier zijn werkgevers huiverig om mensen die ondersteuning nodig hebben aan te nemen. Los daarvan spelen er nog andere dingen mee.

  1. Bij werkgevers ontbreekt soms de juiste kennis en goede vaardigheden om een goed beeld te krijgen van de diverse groep mensen met een beperking. Tot nu toe is er niet veel ervaring opgedaan bij veel werkgevers. Het moet normaal worden dat iedere werkgever mensen met een behoefte aan extra ondersteuning in dienst heeft.
  2. De instrumenten voor de inzet van mensen met een arbeidsbeperking sluiten of sloten niet goed aan op de praktijk. Daar gaat wel verandering in komen. De overheid heeft – na een zelfonderzoek met werkgevers, ondernemersorganisaties, vakbonden, belangengroepen en gemeenten – een breed offensief ingezet zodat de instrumenten worden verbeterd. Vanaf dit jaar worden deze ingevoerd.
  3. Werkgevers en ondernemers zijn alleen geïnteresseerd in oplossingen. Zij hebben nu nog vooral te maken met knelpunten.

Wat gebeurt er als dit soort inspanningen op een andere manier worden aangevlogen? Wij zien mooie initiatieven die niet aansluiten bij de banenafspraak. Veel werkgevers hebben wel werk, maar gebruiken ook in hun eigen bedrijfsvoering detacheerders en uitzendbureaus om werkplekken in te vullen. Volgens de regels tellen mensen met een arbeidsbeperking die op zo’n manier binnenkomen niet altijd mee voor de banenafspraak. Dat is onlogisch: wel werk gunnen, maar mensen niet mee laten tellen. Veel bedrijven zijn creatief bij het invullen van werkplekken en inschakelen van mensen met een arbeidsbeperking met of zonder indicatie. Zij maken daar hun eigen specialisme van. (Zie Prestatieladder Socialer ondernemen)

De LCR vindt dat de banenafspraak aan een grondige herziening toe is. De ondersteuning die mensen nodig hebben, moet er zijn zonder dat er allerlei uitzonderingen op elkaar worden gestapeld. We moeten ervoor zorgen dat er voldoende arbeidskansen zijn zodat iedereen voor wie het mogelijk is, ook echt aan de slag kan. Samen met werkgevers en overheid moeten we op zoek gaan naar perspectief voor mensen met een beperking. Dat geldt dus voor iedereen: mensen in de Participatiewet, in de banenafspraak, de Wga, Wia en WAO. Iedereen, ook werkgevers, heeft behoefte aan het werken naar vermogen.

Dat betekent dat we niet alleen moeten zorgen voor minstens 100.000 banen, maar voor duurzame banen, met de juiste ondersteuning om dat mogelijk te maken. Een beperking die er altijd is, vraagt ook om ondersteuning die er altijd moet zijn. De focus moet dus weer op ondernemerstalent liggen: het werk naar mensen toe brengen, hoe die mens er ook uit ziet. Werkgevers in het verdachtenbankje zetten, werkt niet.

In zo’n model krijgt de 38-jarige man die net niet in de Wia valt de juiste ondersteuning en ook de 20-jarige vrouw die even heeft gewerkt. We moeten, met andere woorden, stoppen met hokjesdenken en aan de slag.

Fatma Koşer Kaya is voorzitter van de Landelijke Cliëntenraad. Deze raad vertegenwoordigt mensen die een uitkering, pensioen of (financiële) ondersteuning krijgen van de overheid. Landelijke organisaties van mensen met een uitkering of pensioen hebben zich verzameld in de LCR.